Het begint al bij Ibuprofen: over medicatiegebruik en psychische klachten
Je denkt er misschien niet meteen aan als je minder goed in je vel zit, maar als je medicijnen onlangs zijn veranderd, kan dat heel goed een oorzaak zijn van je gevoel. Dat geldt natuurlijk voor alle psychofarmaca (medicatie voor psychische aandoeningen), maar evengoed voor medicijnen tegen lichamelijke klachten. Het begint al bij zoiets alledaags als de pijnstiller Ibuprofen: tussen de 1 en 10% van de gebruikers krijgt als bijwerking last van vermoeidheid en duizelingen. Een heel klein percentage gebruikers (minder dan 1%) kan door dit medicijn zelfs flinke psychische klachten ontwikkelen zoals somberheid, angst, slaapproblemen en hallucinaties. Een extra “verdachte” groep medicijnen is het soort dat inwerkt op het hormoonstelsel, zoals de anticonceptiepil. Zorg dus dat je altijd precies weet wat je slikt en dat je goed op de hoogte bent van mogelijke bijwerkingen. Die staan in de bijsluiter. Deze krijg je altijd bij je medicatie, maar de meeste staan ook op internet. Raadpleeg bij twijfel je arts of apotheker, wees alert op de interactie tussen verschillende soorten medicijnen en overleg over het vervolg.
Psychofarmaca
Psychofarmaca is de verzamelnaam voor medicijnen die zijn bedoeld om de symptomen van psychische aandoeningen aan te pakken. Al deze medicijnen doen iets met de chemische stoffen in de hersenen, vaak de neurotransmitters. Voorbeelden zijn antidepressiva, angstmedicatie, ADHD-medicatie en antipsychotica. Natuurlijk horen die medicijnen je klachten juist te verlichten, maar helaas is dat niet altijd even eenvoudig. Van elke groep medicijnen bestaan verschillende soorten. Een antidepressivum kan bijvoorbeeld een SSRI zijn (het meest voorgeschreven), een SNRI, een atypisch antidepressivum, een tricyclisch antidepressivum of een MAOI. Van al die soorten bestaan diverse merken, elk met hun eigen samenstelling. En die kun je weer nemen in verschillende doseringen. Kortom: er is niet één standaard antidepressivum, net zoals er niet één angstpil of één ADHD-pil bestaat. Dat is ook goed, want ook de hersenen zijn heel verschillend en wat werkt voor de een, werkt misschien niet voor de ander. Vaak vraagt het wat uitproberen voordat je het juiste middel te pakken hebt in de juiste dosering. Het starten, ophogen, afbouwen of stoppen met een medicijn veroorzaakt heel vaak bijwerkingen, soms zelfs een verergering van de klachten waar je het voor neemt. Dat is helaas niet helemaal te voorkomen. Wel is het belangrijk om het te bespreken met je psychiater, zodat jullie samen kunnen afstemmen of je moet doorzetten, stoppen of wisselen naar een ander middel.
Medicijnen voor lichamelijke aandoeningen
Medicijnen die je slikt voor een lichamelijke aandoening, kunnen ook iets doen met de chemische samenstelling van de hersenen – en dus met psychische verschijnselen. Van beta-blokkers (tegen hoge bloeddruk) en statines (tegen cholesterol) is bijvoorbeeld bekend dat ze depressiviteit kunnen veroorzaken. Maar ook middelen als roaccutane (tegen acne), anticonvulsieve middelen (tegen epilepsie), sommige pijnstillers en een bepaalde klasse antibiotica (fluoroquinolonen) kunnen dit als bijwerking hebben.
Kortom: lees altijd de bijsluiter en overleg ook hierover met je arts of psychiater. Weet je dat je gevoelig bent voor psychische klachten, geef dat dan altijd van tevoren aan als je een nieuw medicijn krijgt voorgeschreven. Vertel ook altijd welke medicijnen je al gebruikt, want soms kan de interactie tussen de twee ook een bepaald effect hebben. Start je met een type medicatie waarvan bekend is dat het psychische bijwerkingen kan hebben, hou dan een dagboekje bij en noteer daarin hoe het met je gaat. Zo kun je later terugkijken of je symptomen hebt ontwikkeld sinds de start van je medicatie (of een verandering in de dosering). Als je last hebt van psychische bijwerkingen, vraag dan of er een ander soort medicatie is voor jouw aandoening, dat deze bijwerking mogelijk niet geeft. En als die er niet is, weeg dan af of het je waard is. Misschien lijd je bijvoorbeeld minder onder je acne dan onder je depressie.
Hormonale anticonceptiemiddelen
Het verband tussen depressiviteit en hormonale anticonceptie (combinatiepil, minipil, hormoonspiraaltje, ring, pleister, implantaat en prikpil) is uitgebreid onderzocht. Op GGZ-nieuws lees je meer over recent onderzoek (2016) naar dit verband. Vrouwen in de studie die hormonale anticonceptie gebruikten, kregen vaker antidepressiva voorgeschreven of kregen vaker de diagnose depressie dan vrouwen die geen hormonale anticonceptie gebruikten. Dat zou voornamelijk te wijten zijn aan het progestageen in de pil.
Bij veel soorten hormonale anticonceptie staat depressiviteit of een sterk wisselende stemming ook vermeld in de bijsluiter als mogelijke bijwerking.
Dit betekent niet dat het voor alle vrouwen zo is. Er zijn er genoeg die deze middelen zonder problemen gebruiken. Het betekent wel dat als je van jezelf weet dat je gevoelig bent voor stemmingsklachten, het raadzaam kan zijn om hier alert op te zijn als je hormonale anticonceptie overweegt. En ook in dit geval geldt: lees de bijsluiter, hou je klachten bij, overleg met je arts over een (lichter?) alternatief en ga na of eventuele klachten opwegen tegen de voordelen van deze vorm van anticonceptie, of dat je liever kiest voor een anticonceptiemiddel zonder hormonen.
Wat kun je verder doen als je last hebt van bijwerkingen
Als je weet dat je emoties mogelijk het gevolg zijn van een verandering in je medicatie, kan dat je helpen om het wat te relativeren. Er is niet iets mis met jou of met de mensen om je heen; je stemming is (deels) simpelweg een gevolg van een chemische of hormonale reactie. Zoals hierboven beschreven kun je deze kennis, in overleg met je arts, gebruiken om beslissingen te nemen over of deze medicatie wel de juiste keuze is voor jou. Vraag na of je het even moet uitzitten – misschien stabiliseert je stemming wel weer als je lichaam gewend is aan de medicijnen. Zorg in de tussentijd goed voor jezelf: zorg dat je goed eet, drinkt, beweegt, ontspant , knuffelt en over je emoties blijft praten. Én af en toe een dansje doet.