Laden. Even geduld aub.

Telefoon0683775936EMAIL: linda [@] psychologievandaag.nlOPENINGSTIJDEN:Maandag-vrijdag 09:00-17:00
6-klein-1024x730.jpg

Soms hebben Disneyfilms gelijk. Zeker in het geval van de film Bambi, waarin Stampertje door zijn moeder terecht wordt gewezen als hij iets onaardigs zegt. Want wat is de afspraak? ‘If you can’t say something nice,’ antwoordt Stampertje, ‘don’t say nothing at all.’ Als je niets aardigs kan zeggen, hou dan maar liever je mond. Geitenwollensokkengeklets of een kern van waarheid?

Gemeende complimenten hebben een bijna magisch effect op de gever en de ontvanger. Ze verbeteren de sfeer, creëren positieve energie en zorgen dat mensen elkaar aardig vinden. Maar waarom is dat precies zo , en hoe geef je nou een goed compliment?

Erkenning voor de ontvanger

Iedereen op de wereld vindt het fijn om complimenten te krijgen. Complimenten zijn een vorm van erkenning: iemand ziet je positieve eigenschappen, waardeert deze en neemt de moeite er iets over te zeggen. Dat is een krachtig cadeau. De beste complimenten gaan een leven lang mee. Ga maar na bij jezelf. Iemand heeft vast wel eens iets tegen je gezegd, al is het jaren geleden of zelfs in je kindertijd, waar je nog steeds aan terugdenkt en een warm gevoel bij hebt.

Mini-therapie voor de gever

Om iets aardigs te kunnen zeggen, moet je het eerst opmerken. Het geven van een compliment betekent dus dat de gever oplettend is op mooie en positieve dingen. Door je voor te nemen meer complimenten te geven, ga je dit vanzelf meer doen. Wat is er leuk aan de mensen om je heen? Wat doen ze goed? Een compliment is een antwoord op dit soort vragen. Het letten op positieve dingen in je omgeving haalt de focus van jezelf af en werkt daarom uitstekend tegen piekeren en sombere gedachten. In die zin is het een soort mini-therapie voor jezelf.

Daarnaast bouw je met een compliment aan de relatie met de ander. Juist omdat een goed compliment een gevoel van warmte en erkenning geeft, is het waarschijnlijk dat de ontvanger ook positief op jou reageert. Misschien krijg je vroeg of laat wel een compliment terug, maar ook als dat niet gebeurt, zal hij onthouden wat je gezegd hebt en op een andere manier naar je kijken. Sommige onderzoekers zeggen dat het geven complimenten een “gateway” is voor betere sociale vaardigheden. Oftewel: doordat je een positief begin hebt gemaakt, nodig je anderen uit tot interactie en kun je steeds meer oefenen met andere vaardigheden.

De kunst van het complimenten geven

Een goed compliment geven is een kunst, maar het goede nieuws is dat iedereen het kan leren. Zo pak je het aan:

  1. Kies iets wat je meent. Een onoprecht compliment noem je ook wel vleierij en meestal heeft de ander dat meteen door. Dit creëert geen goede sfeer maar juist wantrouwen: de ander vraagt zich af wat je motieven zijn en zal juist minder open zijn in de relatie.
  2. Kies iets concreets. Zeg niet “je bent altijd zo aardig tegen klanten” maar “deze klant heb je echt goed behandeld. Hij had een klacht, maar omdat je zo begripvol reageerde werd hij meteen minder boos”.
  3. Kies een goed moment. Bijvoorbeeld één op één. Zorg dat je de aandacht van de ander hebt of deze kunt trekken. Complimenten hebben een beetje ruimte nodig om te landen. Het is helemaal niet raar om op een situatie terug te komen om iemand te complimenteren. Maak oogcontact en glimlach.
  4. Zeg wat je bedoelt, wees niet vaag. Breng je compliment als een stelling, niet als een vraag. Dus niet “ben je naar de kapper geweest?” maar “wat zit je haar leuk!”.
  5. Let op je toon en vermijd dat je compliment kan worden opgevat als sarcasme. Spreek duidelijk, dus niet mompelen of fluisteren.
  6. Je kunt iemand altijd complimenteren met zijn uiterlijk, maar let een beetje op met wat je zegt. Uiterlijk kan gevoelig liggen. Onderwerpen waar je beter bij uit de buurt kan blijven zijn gewicht, etnische kenmerken, tatoeages en seksualiteit. Focus je in plaats daarvan op keuzes die iemand maakt. Bijvoorbeeld: een nieuwe outfit, een andere bril, een nieuw kapsel, enzovoort. Met “dat staat je leuk” zit je altijd veilig. Zorg dat je compliment niet kan worden opgevat als een belediging; zeg geen dingen zoals “dat kapsel maakt je gezicht een stuk smaller”.
  7. Eerder had ik het over krachtige complimenten die iemand echt onthoudt. Dat zijn vaak de complimenten die gaan over een persoonlijkheidskenmerk, iets wat belangrijk is voor de ander of een lastige situatie waar hij zich goed doorheen heeft geslagen.
    • Heeft je zusje hard gestudeerd voor haar tentamens, ondanks dat ze het moeilijk vond? Dan kun je haar bijvoorbeeld complimenteren met haar doorzettingsvermogen.
    • Kwam een verlegen collega goed voor zichzelf op in een vergadering? Vertel hem dat je het knap vond hoe hij dat deed.
    • Heeft je partner veel tijd gestoken in de moestuin? Zeg dat hij er echt oog voor heeft en dat je kunt zien dat de planten het goed doen.

Veel succes en vooral veel plezier met oefenen!


8-klein-1024x730.jpg

Soms zie je door alle bomen die in de psychologie worden neergeplant het bos niet meer. Dan ineens komt er weer een onderzoek voorbij dat zo charmant en toepasbaar is dat je weer blij bent dat de discipline bestaat. Het onderzoek naar de 20-seconden-knuffel is er zo een.

Het knuffelhormoon

Lichamelijk contact met de mensen waar we om geven, maakt ons rustiger. Dat komt door de neuropeptide oxytocine (een stof die als hormoon en neurotransmitter werkt), ook wel bekend als het knuffelhormoon. Het komt vrij als we ons veilig en verbonden met anderen voelen. Het helpt  de hersenen om informatie en gevoelens te verwerken. Als het vrijkomt wordt de activiteit in het rechter deel van de amygdala geremd, een deel van de hersenen dat betrokken is bij emotionele reacties (Domes et al., 2007). Het lichaam komt sneller tot rust, mensen voelen minder angst en ze zijn weerbaarder tegen stress en verslaving, waarschijnlijk doordat de de aanmaak van adrenaline dempt (via het afremmen van de activiteit van het ACTH-systeem; Neumann et al., 2000). Oxytocine komt bijvoorbeeld vrij tijdens borstvoeding, bevallen, orgasmes, knuffelen, dansen, massages en gebed.

Waarom 20 seconden knuffelen?

Toegegeven, die twintig seconden zijn een beetje toevallig. In het experiment van Grewen et al. (2003) waar de theorie op gebaseerd is, werd aan koppels gevraagd om elkaar zo lang vast te houden. De gemiddelde knuffel duurt maar een paar seconden en dat is te kort om echt een lichamelijk effect vast te kunnen stellen. Na twintig seconden was de bloeddruk van de deelnemers echter lager bij een stressvolle taak dan bij mensen in de controlegroep (die elkaar niet vast hadden gehouden). De positieve effecten van knuffelen op allerlei lichamelijke stressindicatoren (hartslag, bloeddruk, stresshormonen) zijn sterker als partners elkaar over het algemeen als meer steunend ervaren (Grewen et al, 2005). Dus: hoe beter de relatie, hoe effectiever de knuffel. Zoals bij veel psychologische experimenten, hebben kleine kinderen dit al lang in de gaten. Die rennen zuiver op instinct naar hun vader of moeder toe als ze zich hebben bezeerd of getroost willen worden.

Moet het per se met een partner?

Heb je geen partner, dan kun je ook iemand anders knuffelen die je goed kent en vertrouwt, zoals een vriend of familielid. Heb je kleine kinderen, dan doe je ze er alleen maar een plezier mee om ze wat vaker bij je te pakken. Heb je niet zo’n knuffelkind, dan kan dicht tegen elkaar aan of op schoot samen een boekje lezen ook al heel goed helpen om jullie allebei te laten ontspannen. Ook kun je contact zoeken met een huisdier. Het meeste onderzoek is gedaan met honden en katten, maar er is geen reden waarom het met andere dieren niet zou werken. Het enige dat niet zo goed lijkt te werken is knuffelen met vreemden. Lichamelijk contact met mensen die we niet kennen is eigenlijk heel tegennatuurlijk en geeft in principe geen gevoel van veiligheid.

Werkt dat al na één keer?

Een van de pluspunten van deze methode is dat hij meteen werkt. Probeer maar uit. Natuurlijk is het effect duurzamer als je het vaker doet. De Amerikaanse psychotherapeute Virginia Satir, een van de grondleggers van de gezinstherapie, schijnt gezegd te hebben: “We need 4 hugs a day for survival. We need 8 hugs a day for maintenance. We need 12 hugs a day for growth.” Oftewel: “We hebben vier knuffels per dag nodig om te overleven, acht knuffels per dag voor onderhoud, en twaalf knuffels om tot bloei te komen.” Ook dat aantal is toevallig – er is geen reden waarom het er precies zoveel zouden moeten zijn. Maar de bedoeling achter het citaat is duidelijk: naarmate je vaker knuffelt met mensen waar je van houdt, voel je je veiliger door de vrijkomende oxytocine en doordat knuffelen de relatie verbetert. En mensen die zich veiliger voelen, hebben meer psychische ruimte om zich te ontwikkelen.

Dus: maak een paar keer per dag tijd vrij om je partner stevig tegen je aan te houden. Bijvoorbeeld altijd voordat een van jullie de deur uit gaat of wanneer je elkaar passeert in huis. Geen tijd is geen excuus; iedereen kan zich twintig seconden losrukken van alle verplichtingen en van internet. In het begin voelt het misschien een beetje kunstmatig aan, maar je zult merken dat je er allebei heel snel aan went en je fijner voelt. Het is ook een goed voorbeeld voor je kinderen om hier tijd voor te maken, want die leren – door het te zien – dat het goed en normaal is om op een warme manier met elkaar om te gaan. Iedereen blij, en nog een lagere bloeddruk ook. Wat wil je nog meer?

Bronnen:

Domes, G., Heinrichs, M., Gläscher, J. et al. (2007) Oxytocin attenuates amygdala responses to emotional faces regardless of valence. (2007) Biological Psychiatry 62:1187-1190.

Grewen, K.M., Anderson, B.J., Girdler, S.S. en Light, K.C. (2003). Warm partner contact is related to lower cardiovascular activity. Journal of Behavioral Medicine, Fall:29(3):123-30.

Grewen, K.M., Girdler, S.S., Amico, J., Light, K.C. (2005). Effects of partner support on resting oxytocin, cortisol, norepinephrine, and blood pressure before and after warm partner contact. Psychosomatic Medicine. Jul-Aug:67(4):531-8.

Neumann, I.D., Wigger, A., Torner, L., et al. (2000) Brain oxytocin inhibits basal and stress-induced activity of the hypothalamo-pituitary-adrenal axis in male and female rats: partial action within the paraventricular nucleus. Journal of Neuroendocrinology, 12:235-243.


4-klein-1024x730.jpg

Hieronder vind je adviezen om je slaapgedrag aan te pakken, zodat je een betere nachtrust krijgt. Al deze tips zijn wetenschappelijk onderbouwd, maar geen van alle is een wondermiddel. Er is helaas geen supertruc waardoor je in één keer weer goed slaapt. Dat betekent dat je deze tips voor langere tijd (een paar weken) moet proberen en bij voorkeur in combinatie met elkaar.

  • Zorg dat je goed begrijpt hoe slaap werkt en waarom je eigen gedrag heel belangrijk is voor het aanpakken van slaapproblemen. Lees bijvoorbeeld het artikel dat ik hier eerder over plaatste en bekijk de korte serie van Teleac.
  • Zorg voor een ritme. Ga om dezelfde tijd naar bed en sta om dezelfde tijd op. Reserveer de nacht om te slapen. Hou in gedachten dat het zelfs goede slapers ongeveer een kwartier kost om in slaap te vallen. Concludeer dus niet te snel dat het niet lukt. Als je halverwege de nacht wakker wordt en merkt dat het je moeite kost om in slaap te vallen, kun je er even uit gaan. Ga je er in ieder geval niet over opwinden, daar word je alleen maar wakkerder van. Even wakker worden is niet zo erg. Een gemiddelde slaapcyclus duurt anderhalf of twee uur. Goede slapers gaan eens in die periode naar een lichtere slaapfase maar ontwaken niet echt; slechte slapers worden wakker. Doe een minuut of twintig iets ontspannends (zonder beeldscherm of ander fel licht en niet roken) en kruip weer terug in bed voor je volgende slaapcyclus. Haal overdag geen slaap in. Als je overdag slaperig wordt, bijvoorbeeld na de lunch, kun je dat te boven komen door diep adem te halen of een wandelingetje te maken. Wees hier strikt in. In het begin kan het lastig zijn, vooral als het betekent dat je soms naar bed gaat terwijl je nog niet slaperig bent of dat je moe wakker wordt en liever wil blijven liggen. Maar je zult merken dat het gemakkelijker wordt als je het langer doet. Hoe minder uitzonderingen hoe beter.
  • Gebruik je slaapkamer om te slapen en niet als tweede woon- of studeerkamer. Dat betekent: geen tv of andere beeldschermen, een rustige inrichting, zacht licht, niet roken, geen huisdieren en geen rommel. Koop een wekker als je gewend bent je telefoon als wekker te gebruiken of, als het echt niet anders kan, zet je telefoon dan op vliegtuigstand. Zorg voor voldoende ventilatie en zorg dat het ’s nachts goed donker is in de kamer.
  • Kies een goede matras. Vuistregel: 20 centimeter langer dan jijzelf en 40 centimeter breder. Een beetje ruimte mag wel, je draait je tijdens de dag namelijk vaak om. Een goede matras heeft een stevige vering en geeft druk die gelijkmatig over het lichaam verdeeld is. Als je een partner hebt, is het verstandig om te kiezen voor twee aparte matrassen. Dekens en lakens horen licht te zijn.
  • Zorg dat je leert ontspannen. Dat kan op twee manieren: door ontspanningsoefeningen of door een activiteit die voor jou ontspannend is (zonder beeldschermen). Ontspanningsoefeningen vind je op het hele internet. Die van het Fonds Psychische Gezondheid, Mindblue en Mentaal Vitaal zijn goed. Leer de oefening uit je hoofd of kies een audiobestand waar je naar kunt luisteren (op een apparaat zonder beeldscherm). De meeste ontspanningsfilmpjes op YouTube zijn niet zo goed. Als je liever iets wilt doen, kies dan een activiteit die goed bij je past. Dit is voor iedereen anders. Lezen, wandelen, knutselen, een bad of douche, luisteren naar muziek, kletsen met je partner en mediteren zijn allemaal goede opties. Doe dit voor het slapen gaan en een aantal keer gedurende de dag.
  • Gebruik de avond om tot rust te komen. Zeker de laatste twee uur voordat je naar bed gaat Ga niet zitten werken of studeren en voer geen moeilijke emotionele gesprekken meer. Ook sporten kun je beter op een ander moment van de dag doen. Mensen hebben nou eenmaal geen ‘uit’-knop die je aan het einde van de dag kunt indrukken, je moet je activiteit afbouwen. Als je geest of lichaam nog te druk is, zul je niet goed in slaap kunnen komen of niet goed doorslapen.
  • Beeldschermen zijn de vijand van goed slapen. Dat heeft twee redenen. De eerste zit in het scherm zelf: dat straalt blauw licht uit waardoor de aanmaak van melatonine (het slaaphormoon) in de hersenen verstoord wordt. De tweede zit in de inhoud van wat je kijkt. ’s Avonds nog berichtjes lezen, door je timeline scrollen, nieuws lezen en filmpjes kijken zijn allemaal heel onrustig voor je hersenen. Je krijgt er aan het einde van de dag nog allemaal indrukken bij en je brein gaat daar natuurlijk mee aan de slag. Terwijl het voor slaap juist belangrijk is dat je tot rust komt. Kan het echt niet anders dat je nog even op je scherm kijkt, installeer dan een app zoals Twilight voor Android of GoodNight voor IOS. Die filteren ‘s avonds en ‘s nachts het meest schadelijke blauwe licht eruit en maken het minder fel.
  • Er wordt weleens gezegd dat het goed is om een glas warme melk te drinken voor het slapengaan. In melk zit inderdaad een stofje dat helpt bij het slaapproces. Maar voordat het echt effect heeft, zou je er liters van moeten drinken. Voor de ontspanning kan het wel goed zijn om iets warms te drinken voordat je naar bed gaat.
  • Gebruik minder koffie, sigaretten en alcohol. Koffie en sigaretten maken je alleen maar actiever; alcohol verstoort de slaap aanzienlijk. Vooral na zes uur ’s avonds kun je hier beter niets meer van gebruiken, maar het is het beste om het ook overdag zoveel mogelijk te laten staan. In zwarte en groene thee, cola en chocolade(melk) zit ook cafeïne.
  • Eet geen zware maaltijden vlak voordat je naar bed gaat. Als je nog honger hebt, neem dan een lichte snack die tryptofaan bevat zoals een graanproduct (cornflakes, muesli, cracker) of een banaan. ’s Avonds moet je lichaam gereed zijn voor het gaan slapen en niet voor het gaan verteren van voedsel.
  • Zijn er gedachten die je nog dwars zitten, schrijf ze dan op in een schrift en leg het weg. Heb je er moeite mee om het los te laten, voeg er dan een besluit aan toe op welk moment je het wel aan kunt pakken. Volg dat op.

Deze tips zijn verzameld uit de handboeken van Verbeek en Klip (2015) en van Davies (1999), aangevuld met online informatie die past bij hun adviezen. Verbeek en Klip zijn twee vooraanstaande Nederlandse slaapdeskundigen met een grote praktijkervaring. Davies is klinisch psycholoog met de specialisatie slaapstoornissen. Tevens is ze adviseuse van de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organisation) voor de behandeling van slapeloosheid.

Bronnen

Verbeek, I. & Klip, E. (2015). Slapeloosheid. Beter slapen? Doe het zelf! Uitgeverij Boom.
Davies. D. (1999). Slapeloosheid. De Driehoek.


4-klein-1024x730.jpg

Slecht slapen is de vloek van mensen die niet goed in hun vel zitten. Doordat je je slecht en onrustig voelt slaap je slecht, maar omdat je niet uitrust ga je je ook niet beter voelen. Deze cirkel houdt zichzelf in stand – tenzij je iets doet om hem te doorbreken. Dit artikel beschrijft waarom slaap belangrijk is, wat het effect is als je te weinig slaapt en wat je er zelf aan kunt doen. Afsluitend leg ik uit waarom het beter is je slaapgedrag aan te passen dan pillen in te nemen.

Waarom is slaap belangrijk?

Tijdens de slaap komen lichaam en geest tot rust. Je bewustzijn is verlaagd en je bent afgesloten van de buitenwereld. De spieren zijn ontspannen, de hersengolven veranderen, de lichaamstemperatuur daalt, ademhaling en hartslag vertragen, en de hersenen reageren niet op alle prikkels van de buitenwereld. Tijdens de slaap komen veel belangrijke hormonen vrij, bijvoorbeeld voor groei en herstel. De cellen van ons lichaam groeien en herstellen zich ’s nachts (Davies, 1999).

Er is veel onderzoek gedaan naar slaap, bijvoorbeeld door Rechtschaffen en Kales (1968), die aan de hand van EEG’s in kaart brachten wat er precies in de hersenen gebeurt tijdens de slaap. We weten daardoor dat slaap bestaat uit twee soorten:

  1. REM-slaap, waarbij REM staat voor rapid eye movement. Dit is de droomslaap. De hersenen produceren snelle, lichte golven, bijna alsof de slaper wakker is. Ze zijn dan ook volop actief met dromen, verwerken van informatie en geheugenfuncties. Lichamelijk gebeurt er ook van alles: de spieren van de armen en benen zijn verlamd, de ademhaling en hartslag en bloeddruk zijn ongerelmatig. En de ogen gaan snel heen en weer onder de oogleden. REM-slaap duurt ongeveer anderhalf uur per nacht (Davies, 1999).
  2. NREM-slaap, of non-REM (non-rapid eye moments), die weer is onderverderdeeld in drie stadia:
    1. Fase 1: overgangsfase tussen waken en slapen. Je hebt moeite om je ogen open te houden, de alfagolven in de hersenen nemen af. Dit duurt maar heel kort
    2. Fase2: het begin van de echte slaap. Over de hele nacht gemeten bevind je je ongeveer de helft van de tijd in deze fase.
    3. Fase 3: de diepe slaap, met langzame en hoge golven. Je brengt ongeveer 18 tot 28 procent van je totale slaap door in deze fase, en dat wordt minder als je ouder wordt.

Moet je acht uur slapen?

In hun boek Slapeloosheid beschrijven Verbeek en Klip (2015) precies hoe het werkt. De REM-slaap en de NREM slaap wisselen elkaar af: lichte slaap, diepe slaap en droomslaap. Dat noem je een slaapcyclus. Die duurt ongeveer 90 tot 120 minuten. Gedurende de nacht doorloop je ongeveer vier à vijf slaapcycli. De eerste vier tot vijf uur van de slaap worden kernslaap genoemd omdat hierin de meeste diepe slaap en droomslaap optreedt. De overige slaap is restslaap.

De kernslaap is (zoals de naam al aangeeft) het belangrijkst. Een goede kernslaap in combinatie met goede lichamelijke en geestelijke ontspanning gedurende de dag, is in principe genoeg voor rust en herstel. De meeste mensen voelen zich echter toch niet uitgerust op vijf uur slaap. Dat komt doordat we een maatschappij hebben waarin we de hele dag veel ‘moeten’. De hersengolven raken daarvan versneld. Mensen die slecht slapen hebben dus zowel ’s nachts als overdag een hogere hersenactiviteit dan goede slapers. En daar word je moe van. Als je jezelf echt goed zou trainen om tijdens de dag je hersenactiviteit te vertragen (door te ontspannen), wordt je slaap beter en kom je ’s avonds gemakkelijker in slaap. Het is dan minder erg als je eens een paar uur restslaap mist.

Wat gebeurt er als je te weinig slaapt?

Te weinig slaap heeft een direct effect op het functioneren. De meest voorkomende oorzaken van slecht slapen zijn pijn, depressie, angst en eenzaamheid. Een zuiver medische oorzaak komt maar zelden voor. Het heeft daarom meestal weinig zin om je te laten opnemen in een gespecialiseerd slaapcentrum waar door middel van elektroden je slaap/waakpatroon wordt geregistreerd. De praktijk wijst uit dat daar meestal niets uitkomt (Declerck, 2005).

De meest gehoorde klachten overdag van slechte slapers zijn vermoeidheid, concentratieproblemen, vergeetachtigheid, slaperigheid, prikkelbaarheid en somberheid (Verbeek en Klip, 2015; Davies, 1999). Dit effect toetsen is niet moeilijk. Zodra je je slaap een paar nachten achter elkaar inkort of regelmatig onderbreekt, begin je het te merken. Mensen met jonge kinderen weten er alles van.

Met name slapeloosheid en depressie houden elkaar natuurlijk in stand. Veel mensen met een depressie hebben ook last van slapeloosheid en andersom

Wat kun je doen tegen slapeloosheid?

Er zijn veel dingen die zelf kunt doen aan slaapproblemen. Slaap is gedrag dat we voor een groot deel kunnen aan- en afleren. Het is niet moeilijk en niet duur om te doen, maar vraagt wel enig doorzettingsvermogen. Er is helaas geen snel ‘trucje’.

Begin er eens mee jezelf te verdiepen in de aanpak van slaapproblemen. In 2005 zond Teleac een zesdelige televisiecursus uit: ‘Beter slapen? Doe-het-zelf!’. De cursus is verschillende keren herhaald en de zes afleveringen staan nog steeds online. Het boek Slapeloosheid van Verbeek en Klip was oorspronkelijk voor bij die serie geschreven. In latere versies is het geupdate aan de hand van de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Het bevat een schat aan informatie en veel oefeningen waarmee je in zes weken zelf aan de slag kunt. Je kunt de laatste druk bestellen via internet, het is het zeker waard.

Nu meteen aan de slag? Lees de lijst met tips.

Zijn slaappillen slecht?

Slaap- en kalmeringsmiddelen zijn een kortetermijnoplossing. Je valt er misschien van in slaap, maar de medicijnen verstoren wel degelijk het verloop van de slaap. Ze onderdrukken zowel de REM-slaap als de diepe slaap. Deelnemers aan het verkeer moeten oppassen: langdurig gebruik beïnvloedt het rijgedrag. Veel mensen voelen zich overdag versuft en emoties worden afgevlakt – het leven krijgt minder kleur. Sommige medicijnen geven een verhoogde kans op kanker. En het belangrijkste: ze zijn zowel psychisch als lichamelijk heel verslavend. Je zult merken dat je al heel snel niet meer kunt slapen zonder pillen en dan heb je er eigenlijk een probleem bij: je moet ook nog afkicken.

Heb je al geprobeerd je gedrag aan te passen en merk je dat dat alleen niet voldoende is, kies dan voor een veiliger alternatief zoals melatonine (verkrijgbaar bij de apotheek of drogist, lees wel goed de bijsluiter) of valeriaanextract.

Bronnen:

Verbeek, I. & Klip, E. (2015). Slapeloosheid. Beter slapen? Doe het zelf! Uitgeverij Boom.
Davies. D. (1999). Slapeloosheid. De Driehoek.
Rechtschaffen A, Kales A, editors (1968). A manual of standardized terminology, techniques and scoring system of sleep stages in human subjects. Los Angeles: Brain Information Service/Brain Research Institute, University of California


5-klein-1024x730.jpg

Er bestaat een remedie die beter werkt tegen angst en depressie dan de meeste pillen. Hij is helemaal gratis, je hoeft er niet voor naar een therapeut en hij heeft bijna geen bijwerkingen. Een beetje spierpijn misschien. Maar dat gaat vanzelf weer over.

Het effect van lichaamsbeweging op hoe je mensen zich voelen is uitstekend onderzocht. Dit artikel legt uit wat we er inmiddels over weten, hoe het werkt en waar je kunt beginnen.

Waarom werkt sporten tegen spanning en somberheid?

De meeste mensen voelen zich meer ontspannen na het sporten, terwijl ze tegelijkertijd meer energie hebben. De meeste onderzoeken op dit gebied gaan over duursporten waarbij het hart flink aan het werk moet: hardlopen, fietsen, fitness enzovoort. Een goed voorbeeld is het meta-onderzoek (een groot onderzoek waarbij meerdere onderzoeksresultaten zijn samengenomen) van Long en Van Stavel (1995), maar ook in kleinere onderzoek zoals dat van DiLorenzo en Bargman (1999) zie je hetzelfde resultaat. Zij vroegen hun deelnemers te fietsen op een hometrainer.

De reden dat het werkt is omdat het de stroom van nare gedachten stopt, op z’n minst tijdelijk. Mensen met angst- en somberheidsklachten hebben de neiging steeds maar in hetzelfde cirkeltje rond te blijven denken: ik krijg het nooit voor elkaar, het loopt toch niet goed af, ik ben niet de moeite waard, enzovoort. Deze gedachten houden de somberheid alleen maar in stand. Dit mechanisme is al heel lang bekend, ongeveer sinds Beck (1967) daar halverwege de vorige eeuw onderzoek naar begon te doen en theorieën over begon te ontwikkelen. Tijdens lichamelijke oefening komen dit soort gedachten bijna nooit spontaan boven en als dat wel gebeurt, hoef je alleen maar je aandacht terug op je ademhaling te richten. Of op hoe je je voeten je voeten op de grond zet of je wervelkolom rechtop houdt. De gedachten verdwijnen dan vanzelf.

De meeste ervaren joggers, die het al een paar weken doen, zeggen dat ze na een minuut of vijftien tot dertig in een soort ‘high’ komen. Hun gedachten zijn spontaan positief, zelfs creatief. Ze zijn zich minder bewust van zichzelf en zijn gemotiveerd om vol te houden en door te gaan. Ze zitten in een flow en ze zijn als het ware immuun voor angst en somberheid. Dat komt doordat de hersenen tijdens het sporten endorfines aanmaken, een stof waar je je goed van voelt. Dit effect zwakt af als de oefening is afgelopen, maar de meeste sporters blijven zich nog een hele tijd fijn voelen. Dat komt doordat hersenen waarin regelmatig op een natuurlijke manier (zoals door sporten) endorfines vrijkomen, over het algemeen gevoeliger worden voor fijne dingen. Mensen die aan lichaamsbeweging doen, halen daardoor meer plezier uit de kleine dingen in het lezen. En plezier gaat niet samen met depressie en angst. (Thoren et. al, 1990)

Werkt medicatie niet veel beter dan sporten?

Babyak et al. (2000) vergeleken twee soorten behandeling met elkaar. Ze deelden hun deelnemers daarvoor in in twee groepen. De ene groep ging vier maanden lang regelmatig joggen onder begeleiding van een therapeut. De tweede groep kreeg een modern en effectief antidepressivum: Zoloft. Na deze vier maanden ging het met beide groepen even goed. Het grote verschil deed zich pas voor na een jaar: meer dan een derde van de medicatiegebruikers was teruggevallen, maar 92% van de joggers voelde zich nog steeds goed. De meeste waren wel blijven joggen, ook na afloop van het onderzoek. Ze hadden echt iets nieuws geleerd wat ze zelf konden doen om zich beter te voelen, en dat is de allerbeste motivatie.

Sporten kan ook preventief werken: het verkleint de kans op depressie aanzienlijk. (Paffenberger e.a., 1994) Voor mensen die van zichzelf weten dat ze gevoelig zijn voor somberheid, is het daarom een goede gewoonte om met regelmaat hun sportschoenen aan te trekken.

Hoe kan ik beginnen met sporten?

Als je je niet goed voelt klinkt hardlopen, fietsen of fitnessen als een hele klus. Het goede nieuws is dat hoe slechter je conditie is, hoe sneller het effect merkbaar is. Ook als je klein begint. (Kasch, 1976; Palone e.a., 1976). Klein beginnen is zelfs beter: de grootste fout die nieuwe joggers maken, is te snel te veel te willen en hun spieren te overbelasten. De volgende negen tips kunnen je helpen:

  1. Oefen regelmatig. Drie keer per week twintig minuten is het minimum. De tijdsduur is belangrijker dan welke afstand je aflegt en hoe hard je je inspant. Vaker in de week langer achter elkaar is uiteraard buiterd.
  2. Kies een sport die goed bij je past. Joggen is een goede optie, maar je kunt ook denken aan zwemmen, fietsen, tennissen, basketbal, voetbal enzovoort.
  3. Als je gaat joggen zet je aanvankelijk heel kleine pasjes, eerder dribbelen dan hollen.
  4. Je moet tijdens het sporten nog kunnen praten, maar niet zingen. Als je buiten adem raakt, ga je langzamer. Je mag geen pijn voelen.
  5. Laat je leiden door je lichaam. Ga tot de grens van je lichaam, maar niet verder. Als je conditie beter wordt, kun je altijd nog vaker en harder gaan.
  6. Stel een klein doel. Bijvoorbeeld om tijdens het joggen anderhalve kilometer af te leggen, hoe lang het ook duurt.
  7. Zoek een groepje op. De steun en aanmoediging van anderen maakt een enorm verschil en helpt je om te blijven gaan, ook als het regent of als je geen zin hebt.
  8. Kies je voor een loopband of een hometrainer, dan kun je gerust tijdens het oefenen een film kijken. Kies wel een actiefilm. Stop met kijken wanneer je stopt met oefenen. Dit is een extra motivatie om de volgende keer weer door te gaan.
  9. Er zijn veel leuke hardloopapps die je helpen trainingsschema’s op te stellen en je vorderingen bij te houden. Dit kan een extra motivatie zijn. Met de meeste apps kun je ook via sociale media delen met je vrienden hoe het ging. Kijk voor inspiratie bijvoorbeeld eens in het overzicht van hardloopapps van Runnersweb.

Wat als het niet lukt?

Dan probeer je het nog een keer, en nog eens en nog eens. Lukt het dan nog steeds niet, dan geef je jezelf een dikke thumbs-up voor het proberen en ga je wandelen.

Voor dit artikel heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de kennis die Dr. David Servan-Schreiber heeft verzameld in het hoofdstuk Prozac of Adidas? van zijn boek Uw brein als medicijn (2003).

Bronnen:

Babyak, M., Blumenthal, J.A., e.a. (2000). Exercise treatment for major depression: Maintenance and therapeutic benefit at 10 months. Psychosomatic Medicine, vol. 62 (5), pp. 633-638.

Beck, A. (1967). Depression: Clinical, Experimental and Theoretical Aspects. New York: Harper & Row.

Kasch, F. (1976) The effects of exercise on the aging process. The Physician and Sports Medicine, vol. 4, p. 64-68.

Long, B.C., Stavel, R. van (1995). Effects of exercise training on anxiety. A meta-analysis. Journal of Applied Sport Psychology, vol. 7, pp 167-189.

Paffenbarger, R.S., Lee, I.-M. e.a. (1994). Physical activity and personal characteristics associated with depression and suicide in American college men. Acta Psychiatrica Scandinavica (suppl.), vol. 377, p 16-22.

Palone, A.M., Lewis, R.R, e.a. (1976) Results of two years of exercise training in middle-aged men. The Physician and Sports Medicine, vol. 4, p. 72-77.

Thoren, P., Floras, J.S., e.a. (1990). Endorphins and exercise: physiological mechanisms and clinical implications. Medicine & Science in Sports & Exercise, vol, 22 (4), pp. 417-428.


© Psychologie Vandaag, kenniscentrum en online therapie 2018. Alle rechten voorbehouden.